technologie > nutsvoorzieningen > water > waterbehandeling |
Onderzoek kalkneerslag
Inhoudsopgave
Inleiding: Opdrachtomschrijving | ||
Röntgen-diffractometrische opnamen | ||
Microscopisch onderzoek | ||
Conclusies |
Inleiding: Opdrachtomschrijving
Gevraagd werd twee stalen van kalkneerslag uit leidingwater röntgen-diffractometrisch en microscopisch te onderzoeken.De twee stalen zijn ZW1 en ZW2, genomen voor en na plaatsing van een INDUKTO-apparaat. De vraag werd gesteld of er verschillen tussen de 2 neerslagen optreden.
Röntgen-diffractometrische opnamen
Een röntgen–diffractometrische opname werd gemaakt van de stalen ZW1 en ZW2. Beide stalen bevatten calciet (trigonaal CaCO3). Van aragoniet (orthorhombisch CaCO3) werd geen enkele reflectie teruggevonden. Daarnaast vertoonden beide diffractogrammen vier zwakke reflecties met d-afstanden van 3.35 A, 3.45 A, 3.69 A en 4.24 A (± 0.02 A). Deze reflecties konden niet geïdentificeerd worden.Microscopisch onderzoek
Het microscopisch onderzoek wees uit dat nagenoeg alle kristallen in beide stalen equidimensionele rhomboëders zijn (zie foto’s). Deze kristalvorm is typisch voor calciet en komt niet voor bij aragoniet. Deze rhomboëders zijn vaak onderling vergroeid tot polykristallijne aggregaten.De verschillen tussen beide stalen situeren zich op het vlak van de afmetingen van de kristallen en aggregaten (zie foto’s). Deze zijn weergegeven in onderstaande tabel.
Korrelgrootte in µm: | ||
ZW1 | ZW2 | |
Rhomboëders | 30-300 | 2-30 |
Grofkristallijne aggregaten | 100-1500 | 60-120 |
Fijnkristallijne aggregaten | afwezig | 60-120 |
Rhomboëders in fijnkristallijne aggregaten | afwezig | 2-10 |
Uit deze tabel blijkt duidelijk een fijnkorreligere samenstelling van ZW2 en dit zowel voor de aggregaten als voor de individuele kristallen. Een tweede verschil is de aanwezigheid van aggregaten van zeer kleine rhomboeders in ZW2. Dergelijke fijnkristallijne aggregaten werden in ZW1 niet aangetroffen. De grofkristallijne aggregaten komen in beide stalen voor, maar zijn veel minder frequent in ZW2.
Conclusies
De waarnemingen leiden tot de volgende conclusies:- Met de gebruikte technieken kon geen verschil in mineralogische samenstelling tussen beide stalen aangetoond worden. Zij bestaan hoofdzakelijk uit calciet. Aragoniet – indien aanwezig – kon niet met de röntgen-diffractometrische opname gedetecteerd worden (detectielimiet ~ 3%).
- De kristalmorfologie van beide stalen is eveneens identiek. Het gaat om vaak onderlinge vergroeide rhomboëders.
- Significante verschillen zijn echter merkbaar in de granulometrie en kristalgrootte. De korrelgrootte van ZW2 is gemiddeld een grootte-orde kleiner, zowel voor de polykristallijne aggregaten als voor de individuele kristallen. Een tweede contrasterend kenmerk tussen beide stalen is de aanwezigheid van de fijnkristallijne aggregaten in ZW2 en de afwezigheid ervan in ZW1. Ingevolgde deze verschillen dient de mogelijkheid dat ZW2 een residu vormt, dat reeds aanwezig was vóór de plaatsing van het apparaat, waarschijnlijk uitgesloten te worden. De verklaring voor deze verschillen kan eventueel liggen in de beïnvloeding van de kalkvorming door het geplaatste apparaat. Anderzijds is de mogelijkheid niet uit te sluiten dat beide precipitaten andere verschillende fysico-chemische condities werden gevormd, onafhankelijk van het apparaat. Een meer beredeneerde staalname lijkt hier aanwezig te zijn.
Prof. W. Viaene - Katholieke Universiteit Leuven, Afdeling Fysico-chemische geologie, Celestijnenlaan 200C, B-3030 Heverlee, 6 mei 1986